Sleutelpagina Cursus - Wat is muziek?

Geluid

Sla je ergens op, dan maakt dat geluid. Als je met een stokje tegen een fles slaat geeft dat een geluid.

Het geluid ontstaat door de trilling die ontstaat als je ergens tegen aan slaat. Dit is nog niet echt muziek. Je maakt alleen nog maar wat lawaai...

Het geluid dat je maakt kan hoog of laag zijn. Dat hangt af van het materiaal. Als je tegen een leeg flesje aan tikt, geeft dat een bepaald geluid.

Als je een beetje water in de fles doet en je er weer tegen aan slaat, krijg je een hoger geluid.

Elastiekje

Als je een elastiekje spant en je trekt er aan, dan krijg je een bepaald geluid.

Als je het elastiekje strakker spant, krijg je een hoger geluid. En dit principe is direct van toepassing op de gitaar.

De gitaar is namelijk een snaarinstrument.

Een snaar is eigenlijk ook een elastiekje.

Door het strak te spannen kan je het laten trillen en ontstaat er geluid. Hoe strakker je de snaar draait, hoe hoger de toon.

Het maakt eigenlijk niet uit hoe strak je de snaar spant. Als de snaar eenmaal gespannen is kan je er een melodietje op spelen.

Als je ergens op de gitaar een vakje indrukt maak je de snaar eigenlijk korter omdat je de afstand tussen de de twee raakpunten op de gitaarhals korter maakt.

Omdat je de snaar op deze manier korter maakt klinkt de toon hoger. Zo kan je steeds een vakje opschuiven zodat je steeds hogere tonen krijgt.

Zes snaren

De gitaar heeft zes snaren. Als je de snaren strakker spant, dan kan je verschillende tonen tegelijk spelen die samen mooi klinken.

Als je drie verschillende tonen speelt die samen mooi klinken dan speel je een akkoord. Dat is precies wat gitaar spelen is.

De gitaar heeft dus zes snaren.

De onderste snaar is de dunste snaar. Dat is de eerste snaar. Die snaar moet je dus spannen om een mooie toon te krijgen.

En dat moet dus ook met de andere snaren gebeuren.

Maar je kan niet zomaar wat doen, want dan klinken de snaren vals. De snaren moeten op de juiste toon gestemd worden.

De snaren moeten als het ware familie van elkaar worden.

Elke toon heeft zijn eigen frequentie

Meestal maak je samen met anderen muziek. Alle muziekinstrumenten moeten daarom op elkaar afgestemd zijn.

Stel dat er twee gitaristen zijn. Dan moet je er voor zorgen dat de snaren van beide gitaren op dezelfde manier gestemd zijn, omdat het anders vals gaat klinken.

Dat noemen we 'stemmen'.

Je kan de trilling van een snaar meten.

Je meet dan hoe vaak een snaar trilt per minuut. Een snaar die 440 keer trilt per minuut heeft een bepaalde klank.

Die klank heeft de letter A gekregen.

De vijfde snaar moet gestemd worden op A.

Deze snaar trilt dus met 440 trillingen per minuut als je deze snaar zonder in te drukken speelt.

Omdat iedereen weet hoe de A hoort te klinken kunnen de verschillende muziekinstrumenten goed op elkaar worden afgestemd.

Iedereen weet immers hoe een A hoort te klinken, namelijk 440 trillingen per minuut.

Een toon ontstaat dus door het trillen van de snaar.

Snaren kunnen heel snel en heel langzaam trillen. Als ze heel snel trillen dan spreken we van een hoge frequentie (spreek uit: frukwensie) en klinkt er een hoge toon. Als de snaar langzaam trilt spreken we van een lage frequentie en klinkt er een lage toon.

De frequentie kan je meten in Hertz (aantal trillingen per minuut).

Als een snaar trilt met 440 trillingen per minuut dan geven we die klank de letter A.

Maar we kennen meer tonen dan alleen de A.

Muziek wordt gemaakt met twaalf verschillende tonen, namelijk deze: A A# B C C# D D# E F F# G G#

Je kan het ook zo opschrijven: A Bb B C Db D Eb E F Gb G Ab

En elke toon heeft dus zijn eigen frequentie.

Lees ook:

SP099C002